Ooit schreef ik een blogje over leunen en steunen. Het betrof een oefening in vertrouwen. Je moest je buurman of -vrouw de rug toekeren en je onvervaard laten vallen. Ik schreef daarover: ‘Wie iemand steunt die niet gesteund wil worden, duwt.’ Niet eens zo heel diep in mijn hart vind ik dat nog steeds een mooi inzicht.
Ik word gesteund deze dagen. En ontdek dat me dat steeds makkelijker af gaat. Neem het aantrekken van een overhemd. ‘Een overhemd?’ denkt u. Ja, een overhemd is in mijn situatie gewoon veel eenvoudiger aan te trekken dan een T-shirt. Ik heb er het afgelopen jaar nog nooit zo goed gekleed bijgelopen en vooral bijgezeten. Maar het aantrekken ervan is een kunstje dat je samen moet leren. Ik ben geneigd mijn vrouw te helpen, iets te doen.
De aangedane arm moet eerst. Ik til hem uit zijn sling en houd hem omhoog. Mijn vrouw rolt de mouw eromheen en krult het overhemd over mijn rug. De eerste dagen ging mijn goede hand dan op zoek. Waar is de entree van de andere mouw? Maar dat moet je niet doen. Tien tegen een dat hand en mouw hun eigen weg gaan. Tien tegen een dat man en vrouw elkaar mislopen.
Stilhouden. Wachten. Hand recht. Vingers bij elkaar. Geduld. Dulden. Leunen. Wie dat leert, kan een geweldige patiënt worden.