Eergisteren redde mijn moeder een spin uit de wc-pot. Een prachtige daad die getuigt van haar nobele inborst. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ze diezelfde spin even daarvoor geheel moedwillig en eigenhandig in die wc-pot had gegooid.
Ze vertelde me hoe bij de kast een bijna dood torretje op de grond lag. Dat was te zielig, vond ze. En dus pakte ze haar rollator, haalde stoffer en blik uit de berging en wilde het torretje opvegen om in de wc te gooien. Op dat moment kwam er een klein spinnetje aangehuppeld. Wat zo’n spin precies denkt, weet ik niet maar hij zal gedacht hebben dat er een eenvoudig bereikbaar en smakelijk hapje klaar lag zonder dat-ie er voor hoefde te spinnen. Een bijna dood torretje, een spin: het werd mijn moeder gewoon te veel. Even kwam haar boerenafkomst naar boven. Ze veegde beide beesten zonder pardon op en kieperde ze in de wc. De tor was zo weg, vertelde ze, maar die spin … na twee spoelbeurten kroop het arme beestje toch weer onder de rand van de pot naar boven. Toen vond mijn moeder het genoeg.
Ze reikte het dappere beestje de stoffer van de stoffer en blik. En in een mum van tijd zat het spinnetje weer hoog en droog in de borstel. Daar gingen moeder en spin, de een achter de rollator, de ander erin. Ze heeft hem, compleet met stoffer en blik, buiten neer gezet. Ik weet zeker dat ze hem nog liefdevol heeft toegesproken.
Dit is op woutsorgdrager herblogden reageerde:
Dit schreef ik op 30 augustus 2011, ruim een maand na het overlijden van mijn vader. Ach.