Mijn uren

Een beetje zzp’er houdt haar of zijn uren bij. Wat doe je en bij wie kun je het declareren. Ik was er nooit zo goed in. Ik sprak met opdrachtgevers eigenlijk altijd af hoeveel uur ik voor een project nodig had (en dus kreeg) en wat mijn tarief is. Soms zat het mee. Meestal zat het tegen. Maar daar was ik zelf bij. Een extra check, een half uurtje de boel laten bezinken, even broeden, even lanterfanten: het mocht, het kon en het maakte allemaal niets uit.

Maar ja. Nu doe ik veel klussen op uur-basis. Ik kan van tevoren niet inschatten hoeveel tijd zo’n project me kost. En dus houd ik sinds 29 juni 2021 mijn uren bij in schriftje van de Hema. Het telt zo’n 60 pagina’s. Het was vol op 28 februari.

Geen schriftje, geen uren, geen declaratie, geen werk, klaar. Ik haalde opgelucht adem. Maar mijn vrouw wist raad. Ze had nog wel een schriftje liggen. Het telt 160 pagina’s. Wat er ook gebeurt, ik weet zeker dat ik dat schriftje eenzijdig ga gebruiken. En als dat eenmaal vol is, zijn mijn uren gratis en is de tijd aan mij.

Sensatie

Mijn wandeling naar de supermarkt moet ditmaal via de brievenbus. En dus loop ik over ons hofje langs de kerk en langs Sint Joris en langs de toren. Het is een wonderlijke plek. Het is precies het punt waar de stilte van het hofje zich mengt met het rumoer van de stad. Er hangt na veel grauw en miezer een pril voorjaarszonnetje.

Tien minuten later, mijn boodschappen gedaan, de brief in de brievenbus gedaan, loop ik opnieuw richting Sint Joris. Maar nu staat de straat erlangs vol politieauto’s met zwaailichten, omstanders staan in halve cirkel bij de toren en kijken ontzet richting de voet van de toren, een ambulance raast me voorbij.

En het is niet anders. Ik wil weten wat er aan de hand is. Veel goeds kan het niet zijn. Mijn betere ik krijgt de overhand en ik loop om. Als ik vanaf de Walburgstraat het hofje inloop is er niets aan de hand. Aan deze kant geen stadsrumoer, aan deze kant bloeien de krokussen en fluiten nietsvermoedend de merels. Ik kan het niet laten. Thuis kijk ik op de rampen-site. Gelukkig begrijp ik de codering niet. Wat een afschuwelijke eigenschap is dat van mensen, sensatiezucht, sensatielust.

Een griepje

Hij sliep. Hij schrok wakker. Die paar crackertjes met humus die hij even daarvoor had gegeten zochten hun weg terug. Het was een walgelijke gewaarwording. Hij bleef stil liggen en wachtte tot het maagzuur zich een weg terug baande. Hij kokhalsde. Naast hem zijn vrouw, nietsvermoedend, vredig in slaap.

Dit wordt niets, besloot hij. Hij nam zijn kussen en dekbed en sloop naar de logeerkamer. De wasteil zette hij naast het bed. Hij deed de luxaflex naar beneden. Over het hofje hing een sluier van mist en duisternis. De toren toonde iets na drie. Hij kroop in bed. Hij sliep niet. Hij was niet wakker. De klok sloeg traag zijn slag na slag na slag. In de mistige verte klonk een sirene. De tijd vertraagde. Een fractie van een seconde werd uiteengerafeld. Millisecondes breiden zich uit. De tik van de klok liet op zich wachten.

Eindelijk werd het 8 uur en sloeg de klok alle wijsjes die ze kende. Het was dag. Het was zondag. Aarzelend stond hij op. Het voelde niet goed. Het voelde niet goed. Toen hij zijn vrouw een klein ontbijtje bracht, bekende hij dat ook ruiterlijk. Even later kroop zij eruit en hij erin. De rest van de dag bleek tijd iets vloeibaars. Je kreeg er – ondanks het vlijtig gelui van de klok – geen vat op. Zo was het er, zo was het weg. Tegen vijf uur vermande hij zich. Ajax bleek te hebben verloren. FC Groningen bleek te hebben verloren. Het boeide niet. Hij ging weer naar bed.

Toen hij de volgende ochtend wakker werd, bleek hij kiplekker. Waarna zijn vrouw bekende zich niet helemaal jofel te voelen. Later bleek dat ook de oppaskinderen de dagen ervoor ziek waren geweest. Later bleek ook dat hun vader en moeder ziek waren geweest. Een griepje heet het, het heerst.

Boekenweek #4

Schatkamer boekenkast. Grote kleinzoon kwam gisteren thuis, op donderdag is hij thuis bij ons. Hij verkneukelde zich. Eerst een lekker drinken, dan twee boterhammen en dan voorlezen uit Otje. ‘Lezen, lezen!’ spoort hij me aan terwijl hij zich onder mijn vleugels in de bank installeert. Bijzettafeltje erbij. Erop het brood en het drinken. Hij schurkte zich nog eens behaaglijk in mijn zij en zei out of the blue: ‘Karlson van het dak’. Z’n oogjes glommen.

Schatkamer boekenkast. ‘Otje’, ‘Karlson van het dak’, ‘Pluk’ en straks de volledige Thea Beckman, de kinderboeken van Bos en Klootwijk. En o, als dat zou klikken, ‘Jelle van Sipkes Froukje’. Onvergankelijke boeken die kleinzoon en ik op onze speurtochten door het huis ontdekten. Karlson leest hij nu met zijn vader wiens ogen ook begonnen te glimmen toen hij het boek na 25 jaar weer zag.

Ik gun ieder kind en haar of zijn volwassenen een tijdloos boekenkastje. Zo’n kastje waar je 25 jaar later nog blij van wordt. Ik gun ieder kind zo’n schatkamer. Ik gun trouwens ook ieder kind iemand die eruit voorleest.

Overigens is op veel plekken zo’n schatkamer al in de buurt. De bieb. Ze lezen er ook nog eens voor.

Nu. Wij.

Wat te schrijven na zo’n verkiezingsuitslag? We wonen in een land waar het nu van ons het wint van het straks van onze kinderen. Diep in m’n hart wist ik het natuurlijk wel.

Straks komen mijn kleinzoontjes. Dan moet ik uitleggen waarom een derde van de kiezers het een rotzorg zal zijn dat die twee knaapjes een grauw egaal groen of grijs land erven, een land waar de kleur uit is maar waar we gelukkig wel de wereld van varkensvlees en koeienmelk voorzien. ‘Koeien’ zullen ze vragen, ‘waar zijn die dan? En wat zijn varkens ook alweer?’ Dan laat ik ze een plaatje van Dick Bruna zien.

Er is een groot voordeel. De omgekeerde vlaggen moeten nu onmiddellijk weg.

Boekenweek #2

Een buurvrouw mailde me. In de nacht van vrijdag op zaterdag ruim een week geleden waren er door oorzaken die iets te maken hadden met een feestje van een huisgenoot twee dozen met prachtboeken op straat gezet. En verdwenen. Had ik iets gezien? Ik loop immers iedere zaterdagochtend rond 8.30 uur naar de winkel?

Dat klopt. Zaterdagochtend. Croissantjes. Ontbijt op bed. Ik groef in mijn geheugen. Ik had niets gezien. Dat schreef ik haar. En ze vertelde hoeveel verdriet ze ervan had.

Dat begreep ik. Ik keek nog eens naar mijn boekenkastje naast de stoel van mijn moeder. Hoe zou ik me voelen als mijn huisgenoot als gevolg van een verschrikkelijk misverstand de inhoud ervan aan de straat zou zetten?

Het gaat me eigenlijk niet om de inhoud van die boeken. Je kunt ze opnieuw kopen. Je kunt ze vast uit de bibliotheek halen. En online zijn veel boeken natuurlijk ook in te zien. Het gaat mij om wat we samen hebben meegemaakt. Het object, de streepjes, de vraagtekens, het onbegrip, het begrip, de beduimeldheid, de herinnering. Dat je dat zomaar verliest. Hoe zou ik me voelen?

%d bloggers liken dit: