Woensdag schuifelde ik naar de winkel. Voetje voor voetje, telkens weer bijna uitglijdend. De sneeuw was alweer verijst. Ik was de oude man waar Campert over schreef:
FORGOTTEN FIELD
Of ik wel goed voor mezelf zorg
is haar vraag in het café
waar ik traag te drinken zitik knik heftig bevestigend
want dat moet je doen
als je oud benten wijs op de inhoud van mijn boodschappentas:
een meeneemmaaltijd boerenkool met worst
de avondbladen vol werelds krakeel
een slof sigaretten als pistolen in de oorlog
en een fles wijn uit Portugal
genoemd naar een vergeten veldje
nooit in het kadaster opgenomen
en waar ik ooit heen zal gaan(Uit: Een oud geluid, 2011)
Gisteren was ik weer de jonge hond die ik ten diepste ben. Een stevige kinderwagen met een jongeman van 51 weken oud en 10 kilo schoon aan de haak geeft een kwieke, levenslustige huisvader die net de 60 aantikt, grip op het leven en grip op de sneeuw. Ik kocht verse groenten en rijst en liet de wijn staan. Lasse oefende met mama en papa. Ik zei het hem voor. Zo trokken wij door de stad. ‘Mama mama, papa papa.’