Bleek om de neus

964

Het is 6 uur ‘s avonds. We hebben ons in de tuin geïnstalleerd met – in willekeurige volgorde – wijn, pinda’s en een boek. Er is er een jarig en dat vieren wij.

De hond des huizes kijkt ons met grote hondenogen trouwhartig aan: ‘Toe, een paar pinda’s, van mama mag het’ maar we zijn sterk. Zij schikt zich in haar hondenlot, zijgt zuchtend op de grond en krult zich in elkaar.

Frankrijk bloeit. Frankrijk bloedt. Bij het ontbijt hebben we het erover, Duitsers, Nederlanders, Fransen. Hoe is het mogelijk? What’s the point? Wat gaan jullie vandaag doen? De Duitsers zadelen straks de ezel op, de Fransen gaan naar Conques. Wij gaan een autoritje maken over de col du Pré de la dame.

’s Middags op het terras besluiten we na ampel beraad om het lekkers dat we bij de buurman bakker kochten niet op te eten bij de koffie. Dat kun je niet maken, redeneren we. Er zijn verder geen buitenlandse toeristen. Wel Fransen. Bij de tafel naast ons loopt een jongen weg. Hij komt terug met een zak kersen die hij bij de slager kocht. De zak scheuren ze open en ze leggen de kersen op tafel. Heerlijk bij het bier dat de ober brengt. Bij een andere tafel zit een Frans echtpaar met een grote zak van onze bakker. Zij opent hem en peuzelt alvast wat van het heerlijks dat ze kochten. De ober zet er een koffie en een bier naast. En bij een tafel even verderop … Ach.

In het Frankrijk dat wij meemaken gaat het leven door. Men drinkt bier en wijn en koffie en eet lekkers. Wat moet je anders?

Het is 10 voor 7. We gaan weer naar de kamer: als de zon achter de bergen zakt, wordt het koud. Te koud. De maan staat al hoog aan de hemel. Geschrokken. Bleek om de neus maar standvastig.