Jammer, jammer, jammer. Ik kan vanavond niet meedoen aan het Groot Dictee. Het Taalcentrum-VU, voor wie ik veel trainingen verzorg, nodigde mij en mijn collega’s uit voor een soort van leraarsvergadering. Nu ik dit schrijf, slaat me de schrik om het hart. Dit kan geen toeval zijn. Ze gaan ons testen! Wie meer dan 10 fouten heeft, mag niet meer voor het Taalcentrum-VU werken. Jammer, jammer, jammer.
Want ik weet nu wel hoe je ‘Bokseropstand’, ‘balkenendenorm’ en ‘eau de toiletteje’ schrijft (zie het dictee van vorig jaar) maar dat is te danken aan dat dictee. Nee – ik ken de meeste regels en kan die meestal goed uitleggen maar voor het Groot Dictee zal ik nooit een voldoende scoren.
Is dat erg? Nee. Vind je dat erg? Ik vind het jammer. Maar het gaat maar ten dele om kennis van de regels. Het gaat bij het Groot Dictee ook om een enorme woordenschat. Ik heb vandaag voor het eerste ‘eau de toiletteje’ gebruikt. Mocht ik het ooit nog eens nodig hebben, dan zoek ik het op. Het liefst gewoon in mijn papieren Van Dale. En anders in het digitale Groene Boekje bij de Taalunie.
Ik moet toegeven dat het voorlezen van een dictee erg leuk is. In welke groep ik dat ook doe, het proces verloopt altijd hetzelfde. Eerst wordt er wat gegiecheld. Dan geschuifeld. Dan wordt het stil, heel stil. De deelnemers -volwassenen met over het algemeen een meer dan gemiddeld inkomen en navenant IQ- hebben de pen paraat. En zijn bloedserieus. Spellen telt.
Overigens: mijn werkdag begint al maanden met een oefening op beter spellen.nl. Het heeft niets om het lijf maar het is gewoon leuk. En als spellen niet helemaal je ding is, kun je er veel leren. Ik zeg: doen!