Laag licht

Vanaf 19 januari gloort tussen 8 en 9 en 12 en 2 uur de zon van achter de bieb en de kerk over het hofje via de kale bomen, de witte sneeuwklokjes en de gele akonietjes onze huiskamer binnen. Gloort? Neen. Straalt. Legt bloot. Genadeloos. Nietsverhullend.

Een schoon huis blijkt in dit licht een goor varkenskot. Iedere dag klauter ik de ladder in om de ramen binnen en buiten smetvrij te maken, iedere dag stofzuig ik de vloer, de boeken en de muren op standje turbo, iedere dag poets ik het aanrecht. Vergeefs. Laag licht is een killer.

Ooit betrapte ik de oppas van onze beide zoontjes terwijl ze in het halletje in haar woning de stofzuiger aan had. Ze zoog de lucht. Toen lachte ik erom. Nu begrijp ik haar.

In de wind

De enorme draaideur draait gestaag zijn rondjes, grijpt buitenstaanders bij de wapperende grijze haren en maakt ze tot bezoekers en werpt bezoekers achteloos en onverbiddelijk de hal weer uit, rechtstreeks in de gretige armen van de zoveelste storm die het Gronings laagland teistert.

De gastvrouwen, het sjaaltje losjes om de halzen, staan op een kluitje. Eén komt er nog bij. Ze heeft een cadeau voor een collega en wil het graag uitreiken. Maar een bezoeker wil wegwijs. Iemand geeft het, haar collega’s bekijken het goedkeurend, de handen op de rug.

Even verderop in de hal komen vrienden elkaar tegen. Vijf grijze Groningers. Mensen komen elkaar hier tegen. De gesprekken gaan over leven en dood en het voetbal. Hier wordt Gronings gesproken. Plat Gronings.

Als ik een uur later de quotes heb die ik wilde hebben en in de auto op die enorme parkeerplaats de opname check en een boterham eet, schudt de auto. Hier heeft de wind vrij spel.

Een nieuwe dag

Een nieuwe dag was aangebroken en die moest ze tot het einde toe met zorg en toewijding begeleiden, met een trouwe geest, als een zieke vader of een te slachten dier.

Ik las de zin in de roman ‘Aan ons vooraf’, van Giorgio Fontana. Mooi boek over een eeuw Italië door de ogen van 1 familie. Het was een bibliotheekboek. Onderstrepen kon niet. Maar die zin, die fotografeerde ik.

Tijd doet het natuurlijk ook zonder onze zorg en toewijding. In hoeverre heb je verplichtingen aan de tijd? Moet je ieder uur, iedere dag, iedere week koesteren? Is je tijd verlummelen niet ook een vorm van toewijding?

Vragen die me bezighielden zondagmiddag. We gingen naar de film. Overdag! Dat doen we wel eens op Vlieland, tijdens een filmweekend. Je waant je zo’n zaterdag buiten de tijd, buiten de gang van zaken, en ook wel gewoon buiten omdat je tussendoor heerlijk kunt wandelen of fietsen. Maar zondag, hier, thuis, in Stad, ging het me niet heel goed af. Dat verlummelen ’s middags lukte goed maar ik wist niet zo goed wat ik met m’n avond aan moest. Een hele avond lezen?

Opmerkelijk feitje: de zaal zat mudje vol. Dat overkomt ons op de donderdagavond nooit. En het waren vrijwel allemaal grijze lieden. Tijd genoeg kennelijk.

Mobiel

Mijn vrouw is haar mobiel vergeten. Hij ligt hier doelloos op de krant. Hij vormt de sleutel voor haar bestaan. Niet omdat ze 10 keer per uur haar socials moet checken of online gokt maar gewoon omdat alleen al inloggen op het systeem een mobiele telefoon vereist. En zonder systeem rest haar enkel praten. En dat enkel met collega’s.

Terwijl ik dit schrijf appt de Franse zoon over ons bezoek in februari. Normaal gesproken zou ze daar ergens in de komende uren wel op reageren. De mobiel is niet alleen de sleutel die toegang biedt tot je werk. De mobiel is ook de machine die ons in staat stelt/dwingt/verleidt om werk en privé te mengen.

Ik zou haar graag laten weten dat zodra het droog is, ik die mobiel wel even kom brengen. Maar ik kan haar niet bereiken. Misschien dat een collega dit leest. Misschien dat zij dat dan kan zeggen. En ik hoop heel erg dat ik nog even mag wachten. Want haar zal dat ontgaan – Buienradar heeft ze immers nu niet – maar het regent.

Daniël

Wat te doen? Weer zo’n moreel dilemma. De stoep. Sneeuw. Vegen ja/nee? Het heeft geen zin als ik als enige in de straat de stoep veeg. Dan is het voor een wandelaar fijn om even wat vaste grond onder de voeten te hebben maar 15 meter verder zak je weer weg in de prut die tegenwoordig sneeuw heet. Maar niets doen? Dat is ook zo flauw.

Anderzijds. Als ik het veeg, denken de buren dat ik hen verwijt dat zij hun stoep niet vegen. En dat doe ik deels ook wel. Samen als community komen we verder.

Ach. Mijn moeder en vader hadden dergelijke problemen niet. Zij hadden alleen een paadje van de voordeur naar de straat die meteen ook stoep was. Zij hadden bovendien Daniël.

Ooit stond Daniël bij mijn ouders op de stoep. Hij was een jaar of 12. Een Veenendaler. Stevig. Ondernemend. Mijn ouders waren inmiddels wat broos. Daniël had zijn sneeuwschuiver en een bezem bij zich en bood aan om tegen een kleine vergoeding de stoep sneeuwvrij te maken. Mijn moeder was onmiddellijk verkocht. Over de hoogte van de vergoeding weet ik niets maar wel dat Daniël daarna vele malen op de stoep stond. En dat mijn moeder blij met hem was.

Heeft Daniël een auto? Kunnen we als community hier Daniël inhuren? Of noemen we dat de gemeente?

Vandaag is mijn moeder jarig. Vandaag bloeit de toverhazelaar. Maar dat is weer een ander verhaal.

The times, they are …

Het staat daar zo … zo … zo lichtvaardig. ‘Waar nu de po staat, komt dat mandje.’ Dat mandje van de Zweedse spullenboer.

We gaan hier door een fase. Kleine O legde het me onlangs omstandig uit. Hij praat veel, die kleine schat, maar wát hij nu precies zegt, is me vaak niet duidelijk. Maar ik denk dat-ie bedoelde dat over een tijdje zijn grote broer bij ons blijft en dat ik dan kleine O van school ga halen. ‘Met andere woorden opa, zet dat potje maar weg. Leg dat aankleedkussen maar weer boven. Breek dat kinderbedje maar af. We zijn groot.’

Dat het leven snel gaat is bekend. Maar dat een peutertje van krap 3 plots nadenkt over hoe het zal zijn als hij naar school gaat, dat overvalt me toch enigszins. Zeker omdat begrippen als morgen, straks, gisteren of vanavond hem nog bar weinig zeggen.

Voor hem is tijd een abstractie. Voor mij is tijd een keurig mandje bij de plee.