Mijn Spaans

Twee nachten geleden schrok ik wakker. Ik kan geen Spaans. Geen woord. Met de beste wil van de wereld, er schoot me geen enkel woord te binnen. Ja, het Spaans voor kaas, voor wijn, voor brood en voor water. Ik geef toe, dat zijn wel precies de woorden die er echt toe doen maar op dat moment daar op dat luchtbed hielp het me niet. Hoe konik dat vergeten? Hoe kon ik zo stom zijn? Ik koppelde er op dat moment vrij vergaande conclusies aan. We moeten terug, was nog de meest liberale.

Maar dat deden we natuurlijk niet. De dag erop downloadde ik een app waarmee ik met tweemaal 5 minuten per dag Spaans kan leren. En ik heb inderdaad al 4 lessen genoten.

Nu zijn we in Spanje. Nu kan ik mijn Spaans in de praktijk brengen. Mijn vrouw vond ons een heerlijke kleine camping met functionerend zwembad. Hola, como te llamas? Maar de eigenaar/beheerder is half Engels half Frans. En de gasten zijn Nederlands. Behalve onze buren. Maar hun Spaans gaat mijn app te boven.

Het weer

Sommigen zijn misschien jaloers. Niet zijn! Hier – Zuid-Frankrijk- is het 10 graden en teistert de regen ons tentje. We zitten sniffend en snuitend opgesloten met honderden vliegen, de WiFi weigert, het ganzenbord is mijn vrouw vergeten en de regen houdt aan. Vanaf morgen willen ze beter weer naar morgen duurt lang.

Op de 4G zie ik dat Israël Rafah is genaderd. Ik zie Wilders sorry zeggen en Poetin opnieuw beëdigd is en hoop dat mijn 4G-bundel heel snel op is.

Dan kruipen we in bed.

Lekker genieten

De baas van het allerkleinste en tevens allerbeste campinkje van Europa komt uit Rotterdam en/of omstreken. Hij kan geen zin formuleren zonder ‘lekker’ erin. ‘Doe maar lekker waar je zelf zin in hebt’, ‘Pak maar lekker alles wat hier staat’, ‘Gelijk heb je, geniet er maar lekker van’.

Dus dat doen we. Ik lees van Gerbrand Bakker ‘Moeder, na vader’. Ik geniet er heerlijk van. Huiselijk alledaags kommer en kwel wordt afgewisseld met universeel lief en leed. Het verlies van je vader, het verlies van je moeder, carrière maken, staan voor je stiel. Het is een dagboek dat ik ook wel zou willen schrijven als ik niet wist dat de hele familie op tilt zou slaan. Al is het alleen maar om na te denken over bijvoorbeeld de vraag of huiselijk en alledaags niet ook universeel is.

De overburen zijn ons soort mensen, maa dan 10 jaar verder. Ze hebben een prachtige kleine caravan, zonder voortent, zonder toeters of bellen, en kijken jaloers naar onze gigantische De Waard. Ja, die kunnen we nog opzetten. Sterker, we deden dat bij een lichte regen in nog geen drie kwartier, voortent included. Hoe lang nog, denk je als je hen ziet kijken. En die meneer met de paardenstaart en de pronte buik die me tips gaf bij het heuvelop achteruit rijden. De rook kwam uit de voorklep. Ik rook het eerder dan ik het zag. Ook hij heeft een 010-achtergrond. En hoewel alles in me zich verzet tegen tips als het tegenzit, was ik ditmaal dankbaar.

We wandelden vandaag de eerste echte vakantiewandeling. Fors heuvelop, glibberend hier en daar, een afgrondje aan de ene kant, bramen aan de andere, en wat was het heerlijk om moe te worden, te zweten, achter adem te raken en op adem te komen. Een snelle Jelle, wat water, en uitzicht over de Tarn. Een haan kraaide ergens, een stel koekoeken deed een wedstrijdje, in de lucht oregano, munt, bergamot.

Waarna we kwamen langs een ruïne van grote schoonheid. Natuurlijk, zo’n Griekse tempel is indrukwekkend. Maar indrukwekkender vind ik een boerderij-complexje dat pak ‘m beet 40 jaar geleden verlaten is en waar de pannen nog aan het pannenrek hangen en het dak deels is verdwenen. De trap naar boven komt uit op de blauwe hemel.

En als je thuis komt een pastis. Ik genoot. Ik genoot er lekker van.

Groeten uit Barjac

In Nederland scheen de zon die wij hier verwachtten. Inmiddels schijnt hier de zon en stroomt Nederland vol. Ik lees. Ik las. Joseph Roth, Hotel Savoy. Het zou een fragment van Nescio kunnen zijn. Maar moedelozer. Wat ja weer een boek.

Het gaat slecht met hen, met de mensen; hun verdriet staat kolossaal, als een grote muur, voor hen. Ze zitten ingesponnen in stofgrijze zorgen en spartelen als gevangen vliegen. De een heeft gebrek aan brood, de ander eet het in tranen. De een wil verzadigd zijn, de ander vrij. Iemand beweegt zijn armen en gelooft dat het vleugels zijn en dat hij zich het volgende ogenblik, volgende maand, volgend jaar boven de laagvlakte van zijn wereld zal verheffen.
Het ging slecht met hen, met de mensen. Ze bewerkstelligden zelf hun lot en geloofden dat het van God kwam. Ze zaten in tradities gevangen, hun hart hing aan duizend draden en hun handen sponnen die draden zelf. Op alle wegen van hun leven stonden de verbodsborden van hun God, hun politie, hun koningen, hun stand. Hier mochten ze niet verder gaan, daar mochten ze niet blijven. En nadat ze zo enkele tientallen jaren hadden gesparteld en gedoold en gewanhoopt, stierven ze in hun bed en lieten hun misère na aan hun kroost
.

Ondertussen kochten wij kaas en brood op de markt en gaan we zo op atelierbezoek bij Anselm Kiefer. Soms gaat het de mensen goed. Sommige mensen gaat het soms goed.

Op de fiets

Nu de kleine O op zijn loopfiets met mij de stad in gaat, wordt plots ons bereik een heel stuk groter. Eerst naar de kaaswinkel van Van der Ley natuurlijk, maar daarna … de stad ligt aan onze voeten. Het valt nog niet mee om hem bij te houden. Hij heeft een straf tempo in de benen. Maar op de Herestraat loop ik achter hem. Hij kan daar niet zo snel.

Hij heeft het naar zijn zin, op zijn fiets. Het zit hem ook niet tegen. We maakten zojuist nog ons bad blinkend schoon. We lazen 4 boekjes. Hij kreeg een lange plak bij Van der Ley en in zijn jaszak glundert nog een stukje Goudse oude. Morgen is de koning jarig. We gaan nog naar de Kinderboekenwinkel waar een prachtige boekenlegger op hem wacht. En straks een lekker broodje en zijn grote broer halen.

Hij begint te zingen. Eerst hoor ik de melodie van ‘Lang zal hij leven’. Maar dan klinkt het luid en duidelijk voor me:

Ootje cadeautje, Ootje cadeautje
Ootje cadeautje zit op zijn fiets
en hij zingt een lied, en hij zingt een lied

Ineens bedenk ik me dat hij in zijn linkerjaszak nog steeds een blokje kaas ligt. Nou ja, maakt niet uit.